Wat zijn de unieke bomen en planten van de flora op Tenerife? We geven u graag wat achtergrond informatie over de flora op Tenerife.

Lees over flora, de drago of drakenbloed boom de Canarische palmen, de tajinaste, bougainvillea en de zeldzame bomen, bloemen en planten op Tenerife.

deteiding.nl


Tenerife heeft een opzienbarende natuur met talloze bezienswaardige planten en bomen die in een aantal gevallen nergens anders op de wereld te zien zijn. Overal in de bossen zijn goed wandelpaden waarlangs u de bijzondere flora en fauna van het eiland kunt bewonderen. Loop door de nevelwouden in het Anaga gebergte of door de oeroude laurierbossen bij Agua Garcia. In de Cañadas en op de Teide groeien bijzondere planten als het teideviooltje en de teidebrem.

In de dorpen en steden kunnen de blauwe Jacaranda en de Tulpenboom de straten blauw en rood kleuren als ze in de bloei staan. De Bougainville kan muren en huizen kleuren in een paarse, witte, oranje en rode bloemenpracht, net zoals de Kaapse Kamperfoelie die vaak hele pergola´s overwoekerd met zijn fijne maar overvloedig aanwezige bloemen. Nog veel bekenden is één van de symbolen van het eiland, De paradijsvogelbloem  of Strelitzia. 

In de kwetsbare natuur kunt u heel zelden nog de Canarische rolklaver zien en als u weet waar kunt u in het late voorjaar genieten van de manshoge bloemen van de de Tajinaste in de wat afgelegen delen van de Cañadas. Overal is de boeiende flora van Tenerife te vinden.

In de hogere bergen overheerst de Canarische Den vaak maar zodra er een open plek tussen de bomen is onstaan komen daar tussen al snel gebieden waar grassen en het gele Speenvarken hun kans waarnemen en de ondergrond weer een groen aanzien geven. Dorre en kale vlakten worden overal in de lente weer tot  leven gewekt door taaie planten als de rode Tabaiba, de Balo en de Bejeque. Zodra de zon te fel wordt drogen die planten weer een beetje uit om in de volgende lente weer wat groter terug te komen. Op die manier wordt de flora van Tenerife toch steeds wat groener .

Verwante onderwerpen:


Brugmansia (Brugmansia candida).

In het Nederlands heet deze fraaie boom "Engelentrompet". Het is eigenlijk een plant afkomstig uit Zuid Amerika en is niet endemisch in Tenerife. We beschrijven de plant toch omdat het een veel voorkomende sierplant is op Tenerife die steeds vaker ook in de vrije natuur aangetroffen wordt. Ze zijn giftig maar heel geliefd omdat de bloemen op Tenerife het hele jaar lang kunnen bloeien en in de avonduren een sterke zoete geur hebben die op een terras heerlijk waar te nemen is.
De hangende bloemen zijn zo´n 30 cm lang en meestal wit van kleur. In zeldzame gevallen hebben de bloemen van de brugmasia een dubbele kelk. De plant is vernoemd naar de Nederlandse botanicus Sebald Brugmans.


Paradijsvogelbloem (Strelitzia reginae).

Hoewel oorspronkelijk uit de flora van Zuid-Afrika afkomstig is de strelitzia een symbool voor de Canarische eilanden enTenerife geworden.
Het is met zijn bijna niet te beschrijven bloem een opvallende verschijning in parken en perkjes in de meeste dorpen en steden. De stengels die aan een wortelstok elk apart uit de grond schieten worden doorgaans niet hoger dan 120 cm. De plant vormt een groep van naast elkaar groeiende stengels. Elke stengel is tevens één grijsgroen blad waartussen andere stengels met telkens één bloem groeien.

De strelitzia is een sterk zonminnende plant die in tuinen en de vrije natuur 3 tot 4 uur direct zonlicht per dag nodig heeft om te kunnen bloeien.

De meeste inwoners van Tenerife met een eigen tuin hebben doorgaans één of meerdere groepen strelitzia´s in hun tuin staan.

Als u een strelitzia mee naar noordelijke klimaten mee  neemt kunt u de plant bijna alleen goed houden bij een raam op het zuiden waar een behoorlijk aantal ueren per dag de zon of wat feller licht op kan schijnen. Zorg ervoor dat de grond niet te nat wordt maar zeker niet droog wordt.


Hondendruif  (Viburnum tinus rigidum).

Deze vidburnum is  variant in de fkora van de Canarische Eilanden met een naaste verwanten op de Azoren en in Europa. Het is een kleine boom of struik die 7 meter hoog kan worden.

De boom of struik heeft een groenblijvend blad dat geel kan verkleuren op de oudere takken. Die vertakking beginnen vanaf de basis, met een rechte stam en takken. De nieuwe takken zijn dun en beweegelijk waardoor de bol- of parasolachtige vorm ontstaat. De  tegenoverliggende bladeren zijn aan beide zijden bedekt met fijn haar. De leerachtige, brede ovale bladeren van deze struik kunnen in grootte erg varieren soms zijn ze maar 10 cm lang en 5 cm breed maar twee keer zo groot komt ook voor. De kleur varieert van donkergroen of geelachtig bij de grote bomen tot lichtgroene tinten en zelfs roodachtige kleuren bij de kleinere bomen.

De bloemen komen overvloedig voor en zijn opvallend en wit. Het zijn groepen van kleine bloemen die op een klokvormige wijze bij elkaar staan.
De roodachtige langwerpige vruchtjes zijn vrij klein en vlezig met mooie blauwe of lichtpaarse kleuren die bij rijpe vruchten helder zijn.


Blauwe jacaranda (Jacaranda mimosifolia).

In de maanden april en mei is overal op Tenerife is de blauwe jacaranda te zien. Vooral tegen een strak blauwe lucht vormen de spectaculaire lila blauwe bloemen een prachtige aanblik.

Het is een 11 tot 16 meter hoge boom met grillig gebogen takken en vaak een parasolachtig bladerdak. De schors kan bij de oudere bomen ruw en gebarsten zijn. De boom heeft samengestelde bladeren van zo´n 40 cm lang met lancetvormige of ovalen blaadjes die ruim een centimeter lang zijn. De jacaranda is een bladverliezende boom die niet inheems is in de flora van Tenerife.

De opzichtige en zijdeachtige bloemen zijn ongeveer 3-5 cm lang en blauwviolet van kleur. Ze komen aan het einde van de lente tevoorschijn talrijke trossen die meestal eerder dan de bladeren verschijnen. De 6 cm grote vruchten lijken een beetje op castagnetten, zijn houtachtig, rond en afgeplat. Als ze helemaal rijp zijn openen ze zich en komen er heel veel kleine, bruine zaden met vleugeltjes tevoorschijn. Het hout van de jacaranda is zwaar van gewicht, licht van kleur, een beetje crème-roze, niet al te hard en is relatief gemakkelijk te bewerken.

Met zijn opvallende violetblauwe bloemen is de jacaranda veel te zien op de pleinen, parken en tuinen van Tenerife.


Schapentong (Atlantische Pistacia).

Dit is een forse boom die tot 12 meter hoog kan worden met een asgrauwe gebarsten stam die een diameter van ruim 1 meter kan bereiken.
Het bladerdek is dicht en vormt een imposante kroon die breed behoorlijk kan worden,

De bladeren zijn donkergroen, glanzend en ovaal. De kleine mannelijk en vrouwelijk bloemen zijn lichtrood tot rood van kleur en groeien in losse trosjes. De vruchtjes zijn zo groot als een erwt, eerst groen, dan rood en tenslotte blauw. Ze worden rijp tussen juli en oktober.

Het in de boom voorkomende hars kan worden gebruikt voor het maken van alcohol en lak. Voor de parfumindustrie levert de boom etherische oliën uit de bladeren die rijk zijn aan tannines. Die bladeren kunnen dus ook gebruikt worden voor het looien in de leerindustrie. Gedroogd sap kan gebruikt worden als wierook vanwege de aangename geur die het bij verbranding afgeeft.

Deze boom wordt over een deel van Noord-Afrika in thermofiele bossen, tot 600 m hoogte. Het is een van de weinige inheemse bladverliezende soorten van de Canarische eilanden.


Teide bezemkruid (Spartocytisus supranubius).

In de Cañadas en hoog in de bergen van Tenerife groeit het Teide bezemkruid ofwel de Retama del Teide. Het dankt deze naam aan de vele lange takken die aan een relatief korte stam zitten. Het is echter een variant op de brem.
De struik groeit boven de 2000 meter in open ruimtes met heldere luchten en weinig regen. Hij kan grote temperatuurschommelingen van 5 tot 35 graden verdragen. Normaal is de hoogte van deze struik niet veel meer dan 2,50 meter maar in optimale omstandigheden komt 3 tot 4 meter ook voor. 

Het Teide bezemkruid heeft doorgaans geen blad maar bij overvloedige regenval ontstaan er grijsgroene bladeren die verdeeld zijn in 3 dunne bladeren. In de late lente of vroege zomer komen er witte of wit/roze bloemen aan de stengels in de vorm van kleine kelkjes. Na de bloei komt er een peulvrucht met 4-6 zaden te voorschijn. Het is in de flora van Tenerife een karakteristieke struik.

Tot voor een tiental jaren geleden werd het bezemkruid zo veel voor brandhout gebruikt , dat hij met uitsterven werd bedreigd. Tegenwoordig is het alleen nog maar toegestaan om deze unieke struik te gebruiken voor de productie van één van de meest verfijnde honing producten van Tenerife. Lokaal te koop als "Miel de Retama del Teide".

Deze struiken zijn zwaar getroffen door de bosbranden die in 2023 op Tenerife gewoed hebben.


Canarische jeneverbes (Juniperus turbinata ssp Canariensis)

Deze boom staat bekend om de grillige vormen van zijn grote jeneverbessen, die vaak op een opvallende manier buigen.
De buietnzijde is roodachtig bruin tot donkergrijs en krijgt na verloop van tijd steeds grotere scheuren. De takjes zijn vrij glad met 3 mm lange driehoekige en schaalvormige bladeren die witachtig groen van kleur zijn en elkaar als schubben overlappen. In alle blaadjes zitten aromatische oliën.

De canarische jeneverbes bloeit tussen februari en half april en heeft roodbruine bolvormige schijnvruchten van zo´n 1 cm doorsnee als ze rijp zijn. Ze bevatten 4 tot 10 zaden en zijn meestal bedekt zijn met een witachtige laag, alsof er stof op zit. De boom kan heel goed tegen de felle zon en droogte. Hij is daarom binnen de flora van Tenerife een graag geziene boom. Op Tenerife groeit hij In het noorden doorgaans tussen 200 en 600 meter hoogte en in het zuiden tussen 300 en 800 meter. 

We weten niet of de bessen van deze boom goed bruikbaar zijn voor jenever maar in wildmarinade is de bes van de canarische jeneverbes  op de gebruikelijke wijze een welkome toevoeging.


Tulpenboom (Spathodea campanulata).

Dit is een prachtige boom als u hem vrijwel zonder blad maar overdekt met bloemen op de pleinen in Tenerife ziet staan. De boom toont zijn massale grote kelkvormige oranje tot rood gekleurde bloemen vooral in maart tot half april maar kan gedurende het hele jaar ook enkele bloemen laten zien.

De bloembladen zijn samengesmolten en hebben een beetje de vorm van een tulpenbloem. De gerimpelde bovenkant van de bloem is ongeveer 7 cm in doorsnee en gelig van kleur. Elke bloem heeft vier meeldraden met donkerbruine knoppen die worden gedragen op stengels van ongeveer 5 cm lang. De lange gele stijl is zo´n 8 cm lang met een rode kop.  Voordat de bloemen opengaan prikken vogels het bloemblad weleens door omdat elke bloem een beetje water bevat dat ze vervolgens drinken.
De boom kan 24 meter hoog worden en heeft glanzende, diepgroene bladeren die zijn samengesteld uit z´n 15 kleine blaadjes en doorgaans tegenover elkaar gerangschikt zijn. De blaadjes zijn ovaal- of eivormig en hebben een dunne laag zachte haren.
Op Tenerife verliest de boom in de winter z´n bladeren die na de bloei weer terugkomen.

De tulpenboom wordt vaak verward met de flamboyant die echter goed daarvan te onderscheiden is door de veel vlakkere vorm van de boom en zijn kleinere bloemen waarvan de bloemblaadjes van elkaar af staan.


Canarische rolklaver  (Lotus berthelotii)

Dit kruipende plantje, ook wel Papegaaiensnavel genoemd kan heel uitbundig bloeien in het winterseizoen, het voorjaar tot in de vroege zomer. Zonder bloei is het een niet opvallende plant met smalle en dunne bladeren, lichtgroen met een blauwachtige tint die soms ver van elkaar afstaan. Het plantje heeft een viltige behaarde stengel. Deze stengels kunnen tot 90 cm lang worden en vertakken zich tot een dicht netwerk en vormen zo op langere termijn een kussenachtige laag op de bodem.

De bijzondere bloemen die lijken op de snavel van een vogel of vlammen in een mengeling van rode, gele en oranje kleuren waarbij het oranje meestal aan de bovenzijde overheerst.

De voortplantingswijze is niet duidelijk maar er zijn aanwijzingen dat er bij de bestuiving sommige soorten mieren en vogels betrokken zijn.

Deze plant komt oorspronkelijk nergens buiten Tenerife voor en de enige nog bestaande vindplek in het wild is Costa Acentejo in El Sauzal. En hoewel dus vrijwel uitgestorven in de natuur is de Canarische rolklaver wereldwijd zeer gecultiveerd als sierplant, hangend vanaf balkons of als bodembedekker.


Speenvarken* (Sonchus congestus).

Vooral in maart en april is deze plant op veel plaatsen op Tenerife bloeiend te zien. De plant behoort tot de composietenfamilie waartoe ook de paardenbloem behoort en dat verklaart meteen waarom we de plant zo goed herkennen.

De pijp is een aparte ondersoort die alleen op Tenerife en in de flora van de andere eilanden van de Canarische archipel voorkomt en anderhalve meter hoog kan worden. Hij heeft grote bladeren met een intense groene kleur die zijn gegroepeerd tot een diameter van meer dan 50 cm. De nieuwe bladeren hangen boven de verdroogde bladeren van het vorig jaar. Dat geeft al aan dat de Sonchus congestus een soort van stamvorming kent die echter niet zo vaak te zien is.
De plant heeft opvallende felgele bloemen die vaak dicht bij elkaar groeien. In bloei kunnen die trossen bloemen zo zwaar worden dat de plant voorover buigt en de grond raakt.

Na de bloei komen er overvloedige kleine zwarte zaadjes tevoorschijn die verstopt zitten in een prachtige witte, harige pluizen kroon, net zoals de paardenbloem. Zoals we weten zorgt de wind dan voor de verspreiding.
De stengel is broos en breekt vrij snel waarna er een wit, sterk plakkend sap te voorschijn.


*Pijp of speenvarken zijn de gewone namen vertaald uit het Spaans.


Balo (plocama pendula)

Deze tot 3 meter hoge struik is langs de snelwegen aan de zuidkant van Tenerife op veel plaatsen te zien. Het is de eerste struik die verschijnt als de vetplanten een voorheen kale vlakte al gedeeltelijk veroverd hebben. Het is zo het eerste groenblijvende stukje flora dat zich definitief vestigt op kale vlaktes als voorloper van een beginnende bomen opstand.
De balo heeft hangende takken zoals een treurwilg en zachtgroene hele filigrane blaadjes in vrijwel dezelfde kleur als de nieuwste takken.

Bij de bloei ontstaat een witachtige bloemkroon met 5 tot 7 lobben waarin 5 tot 7 lila of lichtpaarse meeldraden zitten. De vrucht is een kleine bolvormige maar vlezige bes, die eerst wit is maar later zwart wordt als ze rijp zijn. De bloeitijd is in het voorjaar (maart tot juni of juli).
De balo komt alleen op de Canarische eilanden voor. De bladeren zijn wel gebruikt voor veevoer maar dat had (en heeft) het nadeel dat het vanwege zijn karakteristieke geur een slechte smaak geeft aan de  melk en zelfs kaas. Pas daarom op als u bij ·de boer" kaas koopt.
De bladeren van de balo worden ook gebruikt als een soort hooi voor de veestallen. Maar eigenlijk zou de struik met rust gelaten moeten worden om de ecologische successie zo ongestoord mogelijk door te kunnen laten gaan.


Bejeque (Aeonium urbicum)

Urbicum is het latijnse woord voor "stedelijk" en dat is niet voor niets. Deze struik, het is geen plant, groeit heel goed op rotsen. Maar ook op muren en daken. Soms is zelfs te zien dat het merendeel van een dak bedekt is met dit struikje. En dat heeft de Aeonium urbicum haar naam gegeven.
In de zomer kunnen ze in een ruststand komen en hebben dan vrijwel geen water nodig. Bij extreme hitte zullen hun bladeren omkrullen om waterverlies te voorkomen. Maar als ze in een vochtige schaduw staan, blijven ze groeien, hun echte groeiseizoen is echter van de winter tot lente.

De bejeque heeft onvertakte geschubde stengels voorzien van een sappige en vlezige rozet met een diameter tot 50 cm (centimeter). De randen zijn roodachtig van kleur en bedekt met trilharen.De struik heeft een grote piramide vormige bloeiwijze die wel 90 cm hoog kan worden en overwegend kaal is met roze of groenachtig witte bloemen. 
Zodra er vruchten ontstaan en geopend zijn wordt een groot aantal kleine zaadjes los gelaten wat de verspreiding enorm bevorderd wanneer de klimatologische omstandigheden goed zijn. De plant sterft doorgaans af na de bloei en vruchtvorming.


Roze Trompetwinde (podranea ricasoliana).

Dit is een fraaie, groenblijvende struik die tot 6 meter hoog kan klimmen. De stengels hebben lange tegenover elkaar liggende bladeren van 25 cm lang die een beetje geveerd zijn en samengesteld zijn uit 5 tot 13 eivormige, puntige blaadjes. De trompetwinde krijgt roze bloemen met donkere nerven in de vorm van kleine trompetten die weer bestaan uit vijf dunne bloemblaadjes. De tot 7 bij 7 cm grote bloemen hebben 2 korte en 2 lange meeldraden en kunnen vrij sterk ruiken


Als de plant tot vruchtvorming komt ontstaan en cilindervormige vruchten van ongeveer 40 cm lang die na opening talloze zaadjes met vleugels loslaten.
Oorspronkelijk komt de trompetwinde uit Zuid-Afrika maar sinds lange tijd wordt de plant voor de sier gehouden in subtropische landen rond de Middellandse Zee, het Caribisch gebied en natuurlijk op de Canarische eilanden waar de plant inmiddels ook verwilderd in de flora van Tenerife voorkomt.


Kaapse Kamperfoelie (Tecoma capensis).

Overal in de bewoonde delen op Tenerife kunt u deze karakteristieke struik aantreffen. Het is een geliefde tuinplant die echter goed in toom gehouden moet worden om woekeren te voorkomen. Het meest opvallend is zijn rijke en veelvuldige bloei van buisvormige, smalle, ongeveer 7,5 cm lange oranje gekleurde bloemen die het hele jaar op verschillende tijdstippen te voorschijn kunnen komen. Ze staan vaak in groepjes bij elkaar een een tak. De groen tot donkergroene bladeren zijn zo´n 15 cm lang, met kleine tanden, 


Omdat het een klimmende struik is de plant goed te gebruiken voor hagen. Kaapse Kamperfoelie kan worden vermeerderd door stekken of door gevestigde uitlopers te verplaatsen. De struik kan in de halfschaduw en het volle licht staan. Zoals de naam al doet vermoeden  komt  de Tecoma capensis van nature voor in Zuid-Afrika, Swaziland en het zuiden van Mozambique maar hij is op veel plaatsen terecht gekomen zoals Zuidoost-Azië, Hawaï en Amerika en dus ook in de flora van Tenerife en de andere Canarische eilanden.
Door zijn vaak dichte vertakking nestelen verschillende vogels graag in deze struiken terwijl de bloemen goed door nectar zoeken de insecten bezocht worden.


De amandelboom (Prunus dulcis).

Goed herkenbaar aan zijn prachtige bloesem maar verder vooral een nuttige boom omwille van de zaden, voedsel en als grondstof om zijn olie te verkrijgen. De amandelboom kan op Tenerife tot 10 m worden maar wordt vaak lager gehouden door te snoeien. De bast van zijn jonge twijgen is groen maar wordt paarsachtig op plekken waar de boom direct zonlicht ontvangt. Vanaf het tweede jaar wordt het vervolgens grijs en daarna wordt het geleidelijk donkerder.

 

Het blad is smal lancetvormig en is 8-13 cm lang met een bladsteel van 2,5 cm en een getande bladrand. De bloemen bestaan uit vijf kleine bloembladen die wit of roze zijn afhankelijk van de variëteit. Ze verschijnen vroeg, soms zelfs in de winter, voordat de bladeren ontkiemen. De vrucht verschijnt snel na de bloei. Als de amandel nog groen is, wordt het almendruco of alloza genoemd. Het is een steenvrucht, houtachtig en met het oppervlak geperforeerd door kleine gaatjes. Amandelen rijpen in de herfst, 7 tot 8 maanden na de bloei. Temidden van de flora van Tenerife is het een zeer gewaardeerde boom.


Rode tabaiba (Euphorbia atropurpurea).

Dit is een struik van Tenerife die nergens anders voorkomt. Het kan ongeveer 2 meter hoog worden en groeit in ravijnen en op hellingen.
De plant groeit goed in de wat vochtiger gebieden tussen 300 en 1200 meter in het zuiden en westen van het eiland. Het is er in overvloed in de steden Teno, Santiago del Teide en de helling van Güímar.

De struik heeft sappige bruine stengels en takken zonder stekels en grote blauwgroene bladeren, die een rozet vormen aan het einde van een tak. Bloeien doet hij van december tot mei. De plant vormt dan donkerrode schutbladen groter dan 1 cm groot. Van de schutbladeren is de naam afgeleid, atropurpurea (van het Latijnse donker purperrood). Het verspreidt zich over het algemeen door zaden of door te vertakken. Net als andere planten in het geslacht Euphorbia, produceert het een giftige wit sap als het wordt beschadigd of afgesneden.

Rode tabaiba wordt gebruikt als sierplant in tuinen vanwege zijn opvallende uiterlijk en bloemen. De plant heeft niet veel zorg nodig maar wel een zekere luchtvochtigheid en zonlicht.


De Teidebrem (Cytisus supranubius).

De zwaar vertakte struik behorend tot de vlinderbloemigenfamilie heeft een grijsgroene of groene kleur en groeit meestal in de vorm van een bolvormige struik en kan een hoogte bereiken van 4 meter. In vele opzichten lijkt hij op de in Nederland voorkomende brem. Op de naar boven groeiende takken zitten korte bladeren die bestaan ​​uit drie deelbladeren van zo´n 5 mm lang die behaard zijn, waardoor ze een beetje grijs lijken.

 

De witte of roze bloemen vormen een dichte cluster en hebben een sterke geur. Als ze in bloei staan is de struik bijna niet meer te herkennen door de volle dracht waarmee de struik bedekt is. De bloemstengels van de teidebrem zijn ongeveer even lang als de kelk en de struik bloeit in mei en juni. De vruchten zijn zwarte, harige peulen die vier tot zes zaden bevatten.

De Teidebrem groeit alleen op Tenerife en La Palma tussen 1700 en 2400 meter hoogte. Op Tenerife is de struil regelmatig in de Cañadas te zien. Op La Palma is de teidebrem zeldzamer.


De Canarische palmboom  (Phoenix canariensis).

Deze palm is ondereel van de endemische flora op de Canarische eilanden ofschoon hij nauw verwant is aan de dadelpalm. Vanwege zijn fraaie voorkomen is het een geliefde palm voor pàrken en tuinen.

De Canarische palmboom is een grote palm uit de familie van de vederpalmen, met een dikke en wat leerachtige schubben op de (schijn)stam. De Canarische palmboom ontwikkeld stevige, zeer regelmatig geveerde bladeren en groeit snel. De bloemen ontwikkelen zich aan een aparte scheut waar later kleine oranje vruchten aankomen. Alleen de vrouwelijke bomen zijn vruchtdragend.


De palm kan op Tenerife een hoogte bereiken van 10 tot 13 meter en de stam kan een doorsnede bereiken van 70 cm. De geveerde bladeren of palmen zijn talrijk, 5 tot 7 meter lang, de bovenste staan rechtop en de onderste hangen. De palm groeit eerst net boven het aardoppervlak tot z´n stamdikte en groeit dan pas omhoog. De stam wordt dan niet meer dikker.

De Canarische palm staat doorgaans in de lage delen van Tenerife, zo tussen 10 en 500 meter boven zeeniveau, en maakt deel uit van de vegetatie die thermofiel of warmte minnend bos wordt genoemd. De wortels weten overal water te halen en weten zich op de meest onmogelijke plekken vast te zetten en zich te handhaven.


De Cardon   (Euphorbia canariensis).

De zeer giftige cardón is inheems op Tenerife en de Canarische Archipel en behoord tot het geslacht Euphorbia waarvan er ongeveer 40 soorten in de flora van de eilanden voorkomen. De cardón, waarvan de vorm lijkt op de cactus, behoort tot de groep struiken.

Deze struik komt voor op alle eilanden, (behalve op Lanzarote) tussen 100 en 900 m hoogte. Vroeger was zijn aanwezigheid heel normaal, maar tegenwoordig zien we hem alleen in zeer ruige gebieden. In de halfwoestijnen kunnen we de cardón zowel in verspreide groepen als in een enkele groep waarnemen.

De cardón is een lange en robuuste struik, hij kan meer dan 4 m hoog worden. De vierkante of vijfhoekige stelen met 4, 5 of 6 vlakken vormen een soort kandelaar en zijn voorzien van korte stekels (0,5 cm) die in dubbele rijen langs de stengel zijn geplaatst. De bloemen zijn roodachtig groen en komen uit roodbruine hulsjes aan de bovenzijde van de cardón.

In het verleden werd de cardón gebruikt om vissen te vangen. Dat deed men door het gooien van stukjes cardón op de kust, zodat het zeer giftige sap de vis zou bedwelmen en ze gemakkelijker te vangen  zouden zijn. Het is ook gebruikt in de  (dier)geneeskunde   als zuiveringsmiddel en in de populaire geneeskunde, om tandpijn te verlichten en huidziekten te bestrijden. Gezien de giftigheid van het sap zijn dat zeker geen ongevaarlijke toepassingen.


De Tajinaste   (Echium wildpretii).

De Tajinaste is een meerjarige plant die een hoogte van zo´n drie meter kan bereiken. De plant behoort tot de soorten die vallen onder de verzamel naam Echium, Grieks voor slangekop. In botanische termen is de naam Echium wildpretii, de naam tajinaste komt van de Guanche taal en betekent "naald". Deze naalden staan soms met honderden tegelijk op de hellingen van de Cañadas. Die opeenhoping van tajinastes staat in het Spaans bekend als tajinastal. 

Kenmerkend voor de tajinaste van Tenerife is de basisrozet, die een diameter van wel een meter kan bereiken en bestaat uit vrij rechte lancetvormige bladeren. De basisrozet staat stevig op de grond met een korte, onvertakte stengel, de bladeren zijn ongeveer 30 × 2 cm groot, aan beide kanten dicht bezet met relatief zachte haren en daardoor wit viltachtig ruw. Een enkele smalle, kegelvormige bloeiwijze die dicht is bedekt met talloze bloemen en kan bloeien van mei t/m augustus komt omhoog vanuit het midden van de rozet.

Afhankelijk van het type is de kleur van de bloemen rood of roze, ze worden uiteindelijk blauw.
De brede trechtervormige bloemen zijn tussen de 10 en 14 mm lang. De vruchten zijn kleine nootjes die ruw aanvoelen.

Het Teide-viooltje (Viola cheiranthifolia).

Dit is een kleine kleine meerjarige plant die groeit tussen de rotsen van Teide op Tenerife. Deze plant heeft ovale, afwisselende en zeer harige bladeren. De meestal veelkleurige bloemen hebben een uitloper met een gele en witte vlek in het centrale gebied. Binnen de rijke flora van Tenerife is het een bijzondere plant. Op de hogere delen van het eiland zult u het zeker tegenkomen.

Tussen al die gekleurde bloemen komen de mauve-violette tinten het meest voor. De ovale bladeren hebben fijn en zacht haar. Het viooltje bloeit aan het einde van de lente. Zoals de naam al doet vermoeden lijkt de bloem op het bekende viooltje. De bloemen  bevinden zich aan het einde van een rechtopstaande stengel.  De vrucht, in de vorm van een capsule, is verdeeld over drie bladeren waarin enkele zaden zitten die ontkiemen als ze een koude periode hebben doorgemaakt.

Deze plantensoort leeft op rotsachtige grond of hellingen, varierend in hoogte van 2.700 tot 3.300 meter. In het Teide National Park groeit het in de omgeving van Las Cañadas, Montaña Blanca, Pico Viejo en Pico del Teide. Dit plantje is beschreven door Alexander von Humboldt die het als de meest kwetsbare  soort van het nationaal park Cañadas del Teide beschouwde.  Sinds 1991 is het samen met andere soorten onderworpen aan een langdurig instandhoudingsplan.

Het Teide-violet is de hoogst bloeiende plant van heel Spanje en is zelfs te zien in de Teide-krater zelf. Op de andere Canarische eilanden groeit het teide viooltje niet.


De Canarische den (Pinus canariensis).

Deze den is een boom met een doorgaans rechte stam die, afhankelijk van de hoogte een lengte van 15 tot 30 meter kan bereiken. Er zijn in de buurt van Vilaflor echter  hele oude bomen gevonden die een een stam hadden met een  diameter van 2,5 m en die een lengte bereikt hadden van 60 meter.

De naalden van de Canarische den zijn dun en flexibel en gegroepeerd in drieën. Ze kunnen 20 tot 30 cm lang zijn. De knopschubben zijn gerafeld en de kegels zijn erg groot.

De boom wordt meestal gevonden op Tenerife op hoogtes tussen 1000 en 2000 m. Deze hoogte is in feite het gebied waar de wolken zijn geconcentreerd, waarvan het condenswater zich op de lange dennennaalden nestelt en vervolgens op de grond terechtkomt. Dit is van het grootste belang voor de waterhuishouding van de eilanden omdat de bomen zelf slechts één derde deel van het opgevangen water nodig hebben. Het overige condenswater druppelt op de grond en daardoor onstaan ondergrondse waterstromen die uitgroeien tot de bekende gallerijen. De landbouw en vrijwel alle huishoudens betrekken hun water uit dit systeem.

Door zijn zeer saprijke en dikke bast is de Canarische den ook relatief goed bestand tegen bosbranden. Na een bosbrandzien de bomen er dood en geblakerd uit maar na enkele maanden is er alweer wat kleine uitgroei te zien. Enkele jaren later herinneren alleen de zwarte stammen nog aan de vlammenzee.


Kettingvaren (Woodwardia fimbriata).

Rijdend door de laurierbossen op Tenerife zie je ze overal: de kettingvarens.

Prachtige grote varens met afhangende, gevederde bladeren die tot de grond reiken en die de grond ook bedekken.

 

Het bos krijgt door het gefilterde licht in combinatie met de kleuren van de bomen een intense groene kleur en hierdoor een sprookjesachtige atmosfeer.

In de laurierbossen gedijen de varens enorm goed: schaduwrijk en een vochtige omgeving. De lange bladeren kunnen wel 2 meter lang worden. Oudere bladeren hebben aan de achterzijde vaak kleine bobbeltjes; dat zijn broedknoppen. Als deze de grond raken schieten ze wortel en groeien uit tot nieuwe planten.

Omdat de kettingvaren geen koude temperatuur verdraagt, komt deze soort varen alleen voor in de flora van het Middellandse Zee-gebied, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden.

Meer winterharde soorten varens vind je ook noordelijker in Europa.

Klik op de prachtige foto hierboven.


Frangipani (Plumeria rubra Divine).

Deze boom wordt ook wel tempelboom genoemd. De boom heeft echt de “wauw-factor”!

De naam tempelboom komt uit Oost-Azie, waar de boom in veel tempeltuinen te vinden is en symbool staat voor “onsterfelijkheid”.

 

De boom heeft schitterende bloemen met een onwerkelijke uitstraling en is één van de mooiste tropische bomen van Azië.

Oospronkelijk komt de boom uit zuid- en midden Amerika, maar is in Hawaï ook heel bekend.

Daar worden de bloemen verwerkt in de slingers die bezoekers op het eiland verwelkomen.

Eigenlijk heet de boom Plumeria; een naam afgeleid van de 17-eeuwse Franse geestelijke en botanicus Charles Plumier. Hij ontdekte vele plantensoorten, zoals de begonia, fuchsia en dus ook deze.

 

Een hele interessante beschrijving hoe de boom aan de naam Frangipani is gekomen, vindt u op deze link

 De boom heeft veel zon nodig en is tevreden met weinig water. De bloemen zijn over het algemeen wasachtig wit met geel, maar er zijn ook gele en roze exemplaren. Bovendien verspreiden de bloemen een heerlijke zoete geur. Kijk alleen uit met snoeien: het melkachtige sap dat hierbij vrijkomt, is giftig voor zowel mens als dier.


Gouden wonderboom (Senna spectabilis).

We zijn nu eind september en ze staan in volle bloei.

Een prachtig gezicht deze grote boom die wel 18 meter hoogte kan bereiken met schitterde gele bloemen. Als helle toortsen sieren ze de wijduitstaande takken.

Als je de bloemen van dichtbij bekijkt zie je dat elke bloem bestaat uit heel veel kleine bloempjes. De takken met smalle bladeren (tot wel 26 per tak) zijn afhangend. Na de bloei komen er lange bruin/zwarte peulen aan te hangen.

Oorspronkelijk komt de boom uit de regenwouden van Brazilië, maar in de loop van de tijd en door de verspreiding over het hele subtropìsche en tropische gebied van de wereld, gedijt de boom ook goed op droge grond.

In Afrika en India worden extracten van de boom gebruikt voor medische doeleinden, zoals slapeloosheid, angst, epilepsie en nog veel meer. Het hout van de boom is heel hard en uitermate geschikt voor het maken van stelen en handvaten voor gereedschappen en meubelen; ook wordt het gebruikt voor houtskool.

Omdat de boom zo breed uitloopt is hij uitermate geschikt als schaduwplaats voor het vee op de Afrikaanse vlakten.


De grootbloemige thunbergia (Thunbergia grandiflora) of Bengaalse trompet.

Deze plant trof ik aan in een klein straatje in La Paz, Puerto de la Cruz.

Een overdaad aan prachtige blauwe bloemen hing vanaf een muur naar beneden; het was een schitterend plaatje!

De Thunbergia is een klimplant uit de familie Acanthaceae. Ze kunnen tot 30 m lang worden met hun slingerende takken voorzien van loten, die op den duur hard worden; het is een plant die met z´n uitlopers grote gebieden kan overwoekeren in betrekkelijk korte tijd.

De eironde tot hartvormige blaadjes bladeren staan tegenover elkaar rondom aan de takken.

In de oksels van de kleine bladeren ontspruiten de bloemen of ze groeien met elkaar in tot 2 m lange trossen. Een bijzonderheid is dat de plant het hele jaar bloeit.

De licht blauwe tot zachtviolette bloemen hebben een geel hart terwijl de kelk omringd wordt door twee lichtgroene schutblaadjes met stipjes. De bloem kan ookwit, lila of paars van kleur zijn.

Deze grootbloemige thunbergia komt oorsprongkelijk uit de flora in het gebied tussen Thailand en Sikkim in India. De plant komt in de wilde natuur voor maar is ook vaak als sierplant in parken te zien.


De oleander (Nerium oleander).
Deze plant ziet u op Tenerife vaak uitbundig in bloei staan. Het is een prachtig gezicht als u b.v. op de autopista rijdt tussen Puerto de la Cruz en Los Realejos. De hele middenberm is een weelderige bloemenzee.

De oleander is één van de soorten uit de maagdenpalmfamilie. 
Het zijn royaal vertakte struiken die twee tot soms wel 6 meter hoog kunnen worden. De takken hebben een melksap een melksap dat giftig is. De leerachtige bladeren staan met drie of vier stuks in een kleine krans.

Oleanders bloeien lang, vaak van de lente tot de herfst. De bloemen geuren maar de mate waarin is niet voor iedere soort gelijk. Aan het einde van de tak bloeien de met 3 tot 4 cm brede veelschermen bloemen in rood, geel, roze, wit of oranje witte kleuren.

De vruchten hebben een roodachtige bruine kleur, zijn langwerpig en 8-18 cm lang. Zodra ze rijp zijn klappen ze open.
Oleanders komen voor rond de Middellandse Zee, Zuid-Portugal en van Iran tot Oost-Azië.
Stenige gronden en droge beekbeddingen vormen de ideale bodems voor deze struik-

Volgens de Griekse filosoof Theophrastus, een leerling van Aristoteles, werd de oleander als gifplant gebruikt tijdens de veldtochten van Alexander de Grote. 
Het stond ook bekend als demonenkruid omdat het dodelijk voor mens en dier kon zijn. In hun kruidenboeken beschreven Hieronymus Bock en Pietro Andrea Mattioli; beiden botanicus, de giftige werking van de oleander in hun kruidenboeken (1565 en 1626)


Oleanders verdragen geen temperaturen onder het vriespunt. Er zijn echte soorten die in een gecultiveerde vorm vorstbestendig zijn tot -15 °C. In de koelere gebieden kunnen oleanders zo toch overleven en kunnen we ook daar van zijn prachtige kleuren rijkdom genieten.


Gouden trompet / Trompetbloem (Campsis radicans).

)Deze plant met de mooie bloem waaraan het zijn naam dankt behoort tot de tropische heesters en draagt de botanische naam allamanda.

De Zwitserse botanicus Frédéric-Louis Allamand (1735-1803) gaf zijn naam aan dit geslacht.

 

Er zijn zo'n 15 soorten bekend en de verschillende soorten komen hoofdzakelijk voor in Brazilie en de Guyana´s. Dit is een soort die goed in de flora van Tenerife past

Naast andere soorten wordt de Allamanda Cathartica, gebruikt als tuin- of kamerplanten

Het zijn doorgaans houtachtige en groenblijvende struiken die 2 hoog meter of iets hoger kunnen worden. De struiken ontwikkelen prachtige, grote, gele of violette bloemen.

De drie of vier dicht bij elkaar groeiende leerachtige en eironde bladeren die aan beide uiteinden wat toegespitst zijn.

Op Tenerife zie je ze langs snelwegen staan en ook vind je ze veel in gemeenteplantsoenen.


Papierbloem  (Bougainvillea).

Iedereen die op Tenerife woont heeft wel een bougainvillea in zijn omgeving. Of het nu een klein struikje is of een overweldigende gigantische bloemenzee; overal zijn ze te zien en te bewonderen.

Vooral in de landen rond de Middellandse Zee en in Afrika (dus ook op Tenerife) tieren ze welig.

 

De Bougainvillea is een groenblijvende struik,een kleine boom of een doornige rank met kleine trompetvormige bloemen die in trossen van drie groeien en worden omgeven door drie mooie heldere papierachtige schutbladen, meestal magenta of paars gekleurd. Er zijn ook varianten met rode, roze, oranje, gele, witte of dubbele schutbladen.

De bloemen bloeien van zomer tot herfst, in bosjes aan het einde of spontaan halverweg de tak. Een voorwaarde voor een rijke bloei is dat de plant voldoende licht en warmte krijgt. Bougainvillea-bladeren zijn ovaal tot lancetvormig en hebben een afwisselend patroon.

De schors is beige-grijs en met de jaren wordt hij gegroefd en grillig van vorm.

 

De soort komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika en is vernoemd naar de Franse kapitein en zeevaarder Louis-Antoine de Bougainville (1729 - 1811). Zijn scheepsarts en botanicus had de plant op Tahiti ontdekt en gaf hem in 1767 de naam van zijn kapitein.

Bougainvilleas groeien snel, zijn goed te ​​snoeien en zijn zeer geschikt voor de meeste bonsaistijlen.

Omdat het subtropische planten zijn, kunnen ze geen vorst verdragen.


Flamboyant. (Delonix regia).

 

De Flamboyant is een boom uit de vlinderbloemfamilie (Leguminosae)

Oorspronkelijk afkomstig uit Madagaskar. Sinds de negentiende eeuw is de boom wereldwijd in de tropen als sierboom aangeplant. Het is de nationale boom van Puerto Rico.

 

Als je in deze tijd van het jaar hier op Tenerife de deur uit gaat worden je ogen op een schitterend beeld getrakteerd: prachtige fijnbladige bomen met een fel rode bloemenmantel.

De bomen zijn 15 tot 20 meter hoog en hebben een schermvormige kroon. De bladeren zijn fijn en dubbelgeveerd, tot 50 cm lang en 25 cm breed. Elk blad bestaat uit honderden kleine lichtgroene blaadjes, die zich in de avond samenvouwen.

De boom bloeit altijd rond deze tijd (juni), ook als het heel droog is.

De bloemen zijn oranje- tot scharlakenrood en zijn 10-15 cm groot.

 

Bekijk zo´n bloem eens: de vorm is zo kunstig.

Vijf kelkbladeren zijn van buiten groen en van binnen rood. De vijf kroonbladeren hebben stelen. Het bovenste kroonblad is meestal gedeeltelijk wit of geel en heeft rode vlekjes.

De vier andere kroonbladeren zijn rood. In het midden van de bloem zie je tien meeldraden en één stamper.

De bloemen worden bestoven door vlinders, maar dat kan ook door insecten of vogels gebeuren.

Als de bloemen uitgebloeid zijn, ontwikkelen zich peulvruchten: bruinzwart, afgeplat, hangend, hard als hout en meestal iets gebogen.

Deze peulvruchten blijven aan de boom hangen tot de volgende bloeiperiode.


Het weer en het klimaat beïnvloeden de flora en fauna.

Het klimaat op Tenerife speelt natuurlijk een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de flora en fauna op dit "eiland van de eeuwige lente". Het milde mediteraine klimaat met de overheersende passatwinden uit het noordwesten zorgen ervoor dat er in de bergen op grotere hoogte vrijwel elke nacht en ook regelmatig overdag dauw neerslaat op de takken en twijgen. Daardoor, en minder door de regen, kan de flora zich zo rijk ontwikkelen op de hoger gelegen gebieden. Dat lijkt in het zuiden minder te zijn dan in het noorden maar dat idee ontstaat door het andere lanschap. In het noorden lopen de bergen al snel steil omhoog terwijl het zuiden en westen een meer vlak karakter hebben. Ook in het Noorden zijn de lagere vlaktes minder groen dan in de bergen. 

Het water dat de flora niet nodig heeft.

De op grotere hoogte overal aanwezige Canarische den vangt mat z´n naalden veel van die dauw op maar heeft voor zijn eigen watervoorziening maar 30% van dat vocht nodig. De rest van  wat op de grond gedruppelt is wordt gebruikt door de spaarzame onder begroeing op de bergen. Het vele water wat nog overblijft loopt over de iets diepere steenlagen naar lager gelegen bomen en platen en tenstlotte naar de vele baranco´s die het eiland telt. Het in die barranco´s met hun vaak weelderige flora verzamelde water wordt door de waterleidingbedrijven afgetapt en komt na filtering beschikbaar als drinkwater. Veel van dat water komt daarna op de tuinen terecht en daardoor ogen die ook vrijwel altijd mooi groen met hun fraaie bloemen, planten en geboomte.


Verwante onderwerpen:

pagina: flora en fauna van Tenerife

deteiding.nl