Geschiedenis Tenerife, de eerste bezoekers.
De Grieken, de Romeinen, de Feniciërs, de Carthagers en de Nubiërs bezochten Tenerife en de Guanchen al duizenden jaren geleden.
deteiding.nl
Over Tenerife↗ in de oudheid is niet veel bekend maar er zijn een aantal bezoeken van de oude culturen geweest en daar zijn sporen en artefacten van gevonden. Niet alles is even duidelijk maar het is wel vast te stellen dat Tenerife al heel lang geleden de aandacht trok.
Dat is ook niet verwonderlijk omdat de top van de stratovulkaan El Teide vanaf de Afrikaanse kust te zien is. Net zoals bezoekers en vakantiegangers nu vanaf de top het vaste land van Afrika kunnen zien. Opmerkelijk is dat rond het jaar 100 na Christus de nulmeridiaan bij El Hierro werd getekend. Ook dat eiland moet toen dus al bekend geweest zijn.
Tenerife in de klassieke geschriften.
- Al voordat er van enig bezoek aan Tenerife iets bekend was over die bezoekers komen de eilanden al in een lofdicht uit 900 jaar v.Cristus van Homerus↗ voor. Hij schreef: "Zoon van Zeus, u zult niet sterven en naar Argos vertrekken, het land van de paarden, uw toekomst ligt in de Elyzese velden, gelegen aan het einde van de wereld, waar de mensen in vrede leven, zonder te lijden van sneeuw, strenge winters en regen, genietend van een eeuwigdurende frisse en lenteachtige lucht".
- Veel later, in de 1e eeuw v.Christus schreef de Romeinse geschiedkundige Sallust↗ : "Het is bekend dat deze eilanden dicht bij elkaar liggen op een afstand van 2000 km van Cadiz en dat er spontaan voedsel voor de mens groeit . . . . Volgens de filosofen liggen de Elyzese velden op de Gelukzalige eilanden waarover Homerus in zijn werk verhaalde."
- Eerder al in de vijfde eeuw v.Christus sprak Herodes over de Tuin van de Hesperiden↗ en meende Plato dat de eilanden de overblijfselen waren van het eens zo legendarische en machtige Atlantis dat verdronken was in de zee.
- De Griekse filosoof Ploutarchos↗ schreef in het begin van de eerste eeuw n.Christus in zijn Vita van Sertorius: ". . . . . . waar de lucht nooit extreem was, die vanwege de regen een beetje zilveren dauw had, die uit zichzelf en zonder inspanning alle aangename vruchten voortbracht voor hun gelukkige bewoners, totdat het hem leek dat dit niemand anders konden zijn dan de Fortuinlijke Eilanden↗ , de "Elysische velden"↗.
- In de klassiek wereld kende men de straat van Gibraltar als "de zuilen van Hercules"↗ waar de meeste scheepvaart stopte. Men wist dat ver daarachter nog eilanden waren waaronder het huidige Tenerife. Veel klassieke dichters hebben het paradijs hierheen verplaatst, de Elysische rijken, de tuin van de Hesperiden of de "Insulae Fortunatau", hetgeen zoveel betekent als de gelukzalige eilanden. Er zijn veel speculaties geweest dat het bij de fortuinlijke eilanden om Atlantis↗ moest gaan.
De eerste bezoekers van Tenerife.
Vanaf de Afrikaanse kust is bij helder weer de top van El Teide↗ te zien en dus hebben ontdekkingsreizigers en zeevaarders die top ook kunnen waarnemen als zij langs de kust van Afrika voeren. Handelslanden als Feniciërs , Grieken en Carthagers hebben dat zeker opgemerkt net zoals de Nubiërs en de Romeinen.
Rond het jaar 800 v.C. maken de Grieken Homerus en Hesiodus dus melding van de "Elyseïsche" eilanden of de Elysese velden. Dat waren in de Griekse mythologie de gebieden waar het gezegende oord aan het westelijke einde der aarde bij de Okeanos was, geleid door Rhadamanthys↗ en waar uitverkoren helden een eeuwig gelukzalig leven leiden. Men dichte de plaats van dit Elysion ongeveer toe op de plek waar nu de Canarische eilanden liggen. Zeker is dit niet. De dichter Pindaros↗ schreef: "die eilanden liggen ver verwijderd van goden en mensen, er waait een koele luchtstroom en de bomen zijn beladen met bloemen."
Veel eerder dan de uit geschriften bekende feiten hebben de Feniciërs↗ ergens tussen 1200 - 800 voor Christus de eilanden ontdekt, meermaals bezocht en er wellicht ook een bewoond steunpunt of handelspost gehad. Van de Feniciërs is bekend dat zij uitstekende zeevaarders waren die de "Zuilen van Hercules" ofwel de Straat van Gibraltar kenden en waarvan we weten dat ze die voorbij gevaren zijn. Recent is op de vindplaats "Yacimiento de Buenavista"↗ een Punisch - Fenicische nederzetting op Lanzarote Fenicisch aardewerk gevonden dat gedateerd is tussen 960-360 v.Chr. De opgraving stond onder leiding van Pablo Atoche, hoogleraar archeologie aan de Universiteit van Las Palmas.
De Feniciërs zijn wellicht naar de eilanden gekomen op zoek naar de kostbare rode orchidee kleurstof, gewonnen uit een korstmos die op Tenerife voorkomt.
Het staat vast dat er op Tenerife bewoning was rond het jaar 600 v.C. In een grot in Icod de los Vinos↗ zijn oude keramische artefacten gevonden die aantonen dat er rond die 600 v.C. menselijke activiteit op Tenerife was. Het was een wat slordig geheel met een lastig te bereiken toegang 125 meter boven zeeniveau waar een 10-tal mummies in staande positie aangetroffen werden. Het is tot nu toe niet vastgesteld bij welke bevolkingsgroep die artefacten behoren.
Een ontdekkings- en exploratiereis onder leiding van de Carthager Hanno de Zeevaarder↗ is rond 435 voor Christus bij Tenerife geweest en daar werden ruïnes van grote gebouwen gezien maar geen bewoning volgens de Periplus↗, een in het Grieks geschreven manuscript over die reis. In het verslag staat dat men een vulkaan op een eiland had gezien met stromen van Vuur die in de oceaan terecht kwamen.
De reis werd uitgevoerd met 60 schepen en 30.000 schepelingen met het doel steden langs de Afrikaanse kust te stichten. Over die steden en waar ze lagen is het één en ander bekend maar uit niets blijkt dat daarbij ook de Canarische eilanden of Tenerife betrokken zijn.
Er is een kaart bekend uit het jaar 450 voor Christus waar wel de Afrikaanse kust op staat maar niet de Canarische eilanden. De kaart is gemaakt door de Griekse geschiedschrijven Herodotus↗, 485 - 425 voor Christus. Deze historicus bezocht allerlei plaatsen in de klassieke wereld waar hij zijn kaart op baseerde. Vermoedelijk heeft hij de Afrikaanse kust niet verkend want vanaf die kust is Tenerife of althans de top van de Teide goed te zien bij helder weer.
In een later deel gaan we nog uitvoerig in op de beschrijvingen van Tenerife door de Romeinen.
In de periode van de 1e tot en met de 4-e eeuw na Christus was Noord-Afrika een Romeinse kolonie en zij brachten van daaruit bezoeken aan de Canarische eilanden.
Dat is bekend omdat er in 1964 Romeinse artefacten gevonden zijn bij opgravingen in El Bebedero↗ op Lanzarote. Er is geen enkel bewijs of aanwijzing dat de Romeinen op de eilanden een nederzetting hebben gebouwd maar waarschijnlijk dreven ze wel wat handel met de Guanchen↗.
Marinus van Tyrus↗, een Griekse cartograaf en geograaf en Claudius Ptolemaeus↗, een Grieks-Romeinse astroloog, astronoom, geograaf en wiskundige bedachten rond het jaar 100 na Christus de nulmeridiaan en lieten die nulmeridiaan lopen bij El Hierro. 50 jaar later verscheen van de hand van Ptolemaeus de "Geographia", een atlas en verhandeling over aardrijkskunde met daarin ook de nulmeridiaan. El Hierro betekent "het ijzer" en als dat vertaald wordt naar het latijn wordt het "ferro", vandaar de naam meridiaan van Ferro↗. Die lijn markeert het toen meest westelijke punt van de bewoonde wereld of wat toen wel genoemd werd het einde van de wereld. Daarachter hield de wereld volgens de klassieke wetenschap op en was niets anders dan water of de afgrond. Vanaf dat moment waren de Canarische eilanden bij iedere zeevaarder bekend en stond dus ook Tenerife definitief op de kaart. Deze nulmeridiaan werd nog heel lang in de scheepvaart gebruikt. Er is een Nederlandse zeekaart uit 1720 bewaard gebleven met de meridiaan van Ferro als nullijn,
Na het ineenstorten van het west-Romeinse rijk in 476 n.Christus duurt het ruim 500 jaar tot in 999, toen de Arabieren onder leiding van Ben Farroukh↗ op de eilanden arriveerden dat zij al-Djezir al-Khalida noemden. Deze benaming is de vertaling van het Romeinse woord "gelukzalige eilanden".
In het jaar 788 J.C. ontstond de eerste islamitische dynastie in Marokko en daarmee kregen de eilanden de islam als de godsdienst die geografisch gezien wel erg dicht bij tenerife lag. We weten niet of de Arabieren tussen dat jaar en 999 de eilanden bezocht hebben maar ruim honderd jaar na het jaar 999 is er een verslag van de reis van de marabout Abu Yahya↗.
Een marabout↗ is een soort wijsgeer.
Het verslag van Abu Yahya gaat als volgt:
"ik ging naar het land van de Guzula (ten zuiden van de Atlas) en vervolgens naar Nul Lamta. Ik ging erdoorheen om het land Dukkala (bij Marrakesh) te bereiken. Vanaf daar ging ik naar enkele eilanden in de Westelijke Zee waar God voor mij zorgde. Daar waren niet veel mensen. Op de eilanden van de Zee trof ik mensen aan die niets van de islam afwisten. Ik leerde zowel mannen als vrouwen de moslimreligie en de wetten van de islam. Ik verliet ze niet voordat ik ze de glorie van God had getoond."
Een ander verslag gaat als volgt:
Al-Jazir Al-Kaledat, dat wil zeggen de Fortuinlijke Eilanden, werden volgens Ibn-el-Qouthia (Ibn Al-Guatiyya) bewoond aan het einde van de tiende eeuw, toen de beroemde Ben-Farroukh (Ibn Farukh) er met andere mensen naartoe reisde. Arabieren, landend op het eiland Canaria. Deze expeditie, die plaatsvond tijdens de regering van Abdelmehc () in het Arabische jaar 334, het jaar 999 van Jezus Christus, was de eerste waarvan we zekere kennis hebben. Ben-Farroukh, die destijds het bevel voerde over een van de schepen die de kusten van Spanje verdedigden tegen twee Normandische invasies, veronderstelde dat er eilanden voorbij het Atlasgebergte bestonden, die de Ouden vanwege hun milde klimaat en vruchtbaarheid terecht de naam Fortunate hadden gegeven. Meegesleept door deze kortstondige hoop, vertrok hij naar de archipel, ontdekte het eiland Gran Canaria en ontdekte de haven van Gando (Canarische Eilanden), waar hij in de maand februari van het jaar 999 aan land kwam. Het hoofd van de 130 mannen die bij hem waren, moest alle moeilijkheden overwinnen die de communicatie in een wild land kunnen belemmeren, want de bergen waren bedekt met dichte bossen, waarin hij nauwelijks door de bomen heen kon komen. De The Piri Reis kaart is Arabisch en dateert van rond het jaar 1000.
Het duurt tot 1150 wanneer er een verslag opduikt over de Guanche-bevolking. Dat is gemaakt door de Arabische geograaf Muhammad al-Idrisi↗ in de Nuzhatul Mushtaq, een boek geschreven voor koning Roger II van Sicilië. Het gaat in dat verslag over de Mugharrarin ("de avonturiers") een familie van Andalusische zeevaarders uit Lissabon die een reis maakten in de Atlantische Oceaan en daarbij ook Tenerife en de andere Canarische eilanden aandeden.
Dit is een gedeelte van het verslag en zou heel goed over Tenerife kunnen gaan:
"En het was vanuit de stad Lissabon dat de avonturiers vertrokken, bekend onder de naam Mughamarin, ze wilden de oceaan van mist binnendrongen, weten wat deze bevatte en waar deze eindigde. Nadat ze nog twaalf dagen hadden gevaren, zagen ze een eiland dat bewoond leek, en er waren akkers. Ze zeilden die kant op om te zien wat er in zat. Maar al snel omsingelden bootjes hen, maakten hen gevangenen en brachten hen naar een ellendig gehucht aan de kust. Daar landden ze. De zeevaarders zagen daar mensen met een rode huid, er was niet veel haar op hun lichaam, het haar op hun hoofd was blond en steil en ze hadden een groot postuur. Hun vrouwen waren van een buitengewone schoonheid. Onder de dorpelingen sprak iemand Arabisch en vroeg waar ze vandaan kwamen. Toen beval de koning van het dorp hen terug te gaan naar het continent, waar ze verrast waren door de Berbers verwelkomd te worden."
Tussen 1280 en 1330 bezochten Genuese, Mallorcaanse, Portugese en Franse zeevaarders in hun karvelen de eilanden op zoek naar de mogelijkheid om edelmetalen of andere handelswaar te vinden. Over de reizen en resultaten is maar weinig bekend. Wel is bekend dat ze tenminste 1 keer Tenerife bezochten hebben
Gedurende de 14-e eeuw zijn er contacten tussen de Guanchen van Tenerife en de bewoners van de Balearen geweest. getuige de artefacten uit de Balearen die op alle eilanden gevonden zijn. Die bezoekers waren toen nog vreedzame, missionaire ondernemingen van priesters en monniken vergezeld van inheemse Guanchen die eerder op Mallorca waren aangekomen en bij de missies als tolken ingezet werden. Over zakelijke contacten tijdens die reizen is verder niets bekend. Wel is zeker dat deze bezoekers een aantal keren naar de archipel zijn gevaren hetgeen duidt op tenminste enig succes bij het verhandelen van goederen.
De broers Vandino en Ugolino Vivaldi↗ waren in 1291 op weg naar India via de Canarische Eilanden gevaren maar niemand wist waar ze waren gebleven. De Genuese navigator Lancelotto Malocello↗ (voor 1307 - voor 1384) ging ze zoeken en kwam volgens sommige bronnen per schip vanuit Lissabon in 1312 op Lanzarote aan op het moment dat daar de mensey Zonzamas regeerde. Lancelotto Malocello bleef bijna twintig jaar op het eiland totdat hij werd verdreven door een Guanche opstand onder leiding van één van de zonen van Zonzamas.
Er is heel weinig bekend over deze opstand maar de aanwezigheid van Malocello die zich ook "Lanzarote da Framqua" liet noemen, blijkt uit meerdere bronnen waaronder het verslag van Jean de Béthencourt↗ die bijna 100 jaar later het door Marcello gebouwde fort bij Montaña de Guanapay, nu Teguise, bevestigde.
De hele reis was een particuliere onderneming en daarom zijn er in de officiële documenten van de stad Genua geen gegevens over deze reis te vinden.
De Angelino Dulcert↗ kaart uit 1339 (zie beschrijving hieronder en foto´s hiernaast) geeft het eiland van de Genuese Lancelotto Malocello wel aan.
Hij liet daar een fort of toren bouwen dat ongeveer 70 jaar later door de Castilianen in 1385 en 1393 gebruikt werd om honderden Guanchente ontvoeren ten behoeve van slavenarbeid. Dat was het begin van de Spaanse slavenhandel en tevens het begin van de verovering van de eilanden door Spanje.
Ico, de dochter van Zonzamas, en Guanarame, haar gemalin, volgden Zonzamas op. Hun zoon Guadarfia was de heerser die de expeditie van Jean de Béthencourt in 1402 zou begroeten.
De Canarische eilanden verschijnen voor het eerst op een nautische kaart. Het gaat om de Angelino_Dulcert kaart die in 1339 is uitgegeven en waarop helemaal linksonder de eilanden Lanzarote, Fuerteventura en het kleine eiland Lobos voorkomen. Lanzarote wordt op die kaart Insula de Lanzarotus Marocelus genoemd of ook wel "Ínsula de Lançarote Mallucellus" (Zie hierboven.). Op de begeleidende kaart is het eiland gemarkeerd met een rood kruis op een witte achtergrond, de vlag van Genua.
Nicoloso da Recco↗, een navigator uit Genua heeft in 1341 de Canarische eilanden bezocht op bevel van de Portugese koning Alfonso IV. Op basis van de gegevens van Recco schreef Giovanni Boccaccio een uitvoerig rapport over het Guanche-volk. In het rapport wordt geen melding gemaakt van een al bestaande handelspost of van Malocello die een tiental jaar daarvoor vertrokken moet zijn. Toch was dit een vrij grote, vijf maanden durende, expeditie waaraan ook de de Florentijn Angiolino del Tegghia de Corbizzi deelnam tezamen met een bemanning uit Spanje, Genua en Florence. Na een vijf maanden durend verblijf op de eilanden, waaronder ook op Tenerife, keren de twee schepen terug naar Lissabon. Deze ontdekkingsreiziger was tevens de eerste die het eerste betrouwbare verslag maakte van de taal die door de Guanches werd gesproken.
De Franse ontdekkingsreiziger Jean de Béthencourt arriveerde in 1402 als hoofd van een particuliere reis naar Lanzarote met een gewapende bemanning teneinde slaven te kunnen bemachtigen. Na geland te zijn veroverden zij met hun "moderne" wapens al vrij snel het hele eiland, ook al omdat de Guanchen nergens hun toevlucht konden zoeken. Er bleven maar 300 Guanchen over. De rest werd weg gevoerd. In het gebied El Rubicón werd de eerste Europese nederzetting gebouwd.
.Jean de Béthencourt werd 1404 dankzij Hendrik III van Castilië↗ koning van alle eilanden, dus ook van Tenerife alhoewel dat natuurlijk symbolisch was. Het zou nog bijna honderd jaar duren voordat Tenerife veroverd werd.. Al in 1406 keerde hij terug naar Europa.
In 1479 werd door bemiddeling van de Paus de toenmalige koloniale wereld met het Verdrag van Alcáçovas↗ verdeeld tussen Portugal en Spanje waarbij Spanje de soevereiniteit verkreeg over alle Canarische eilanden en dus ook over Tenerife. Naar de mening van de Guanchen heeft de paus niet gevraagd maar het gaf de Spanjaarden de legitimiteit om hun veroveringstocht voort te zetten.
In het jaar 1493 had de Spaanse veroveraar Alonso Fernández de Lugo↗ La Palma veroverd en had zich voorgenomen om ook Tenerife te veroveren. Tijdgenoten omschreven deze man als iemand met een persoonlijkheid die een vreselijke mengeling was van wreedheid, ambitie en hebzucht aan de ene kant en aan de andere kant een groot vermogen en gevoel bezat om orde en bestuur op te leggen aan veroverde gebieden. De Guanchen konden hun borst nat maken.
Verwante pagina´s
pagina: geschiedenis eerste bezoekers tenerife
deteiding.nl